Stichting Windkorenmolen De Leeuw | De vrienden van de molen
In 2025 worden er weer volop heerlijk verse oliebollen gebakken bij de molen. Wie zeker wil zijn van een heerlijke voorraad oliebollen voor de jaarwisseling wordt aangeraden deze vooraf te bestellen via dit bestelformulier. Het papieren bestelformulier is te verkrijgen op de zaterdagen in december tijdens de oliebollenverkoop.
Geschiedenis van de molen
Windkorenmolen de Leeuw, Oude Molenweg 3 te Lettele ligt aan de oostgrens van de gemeente Deventer in buurtschap Oude Molen, ook wel âOlde Mölleâ, Al in de zestiende eeuw is er op min of meer deze zelfde plek sprake van een molen, strategisch gelegen aan de verbindingsroute Deventer - Duitsland. In de vroegere eeuwen stond de molen op een open heide- en moerasgebied aan de rand van de wat hoger gelegen zandgronden van Bathmen. Het type standaardmolen was daartoe voor een voldoende windvang voldoende.
De windkorenmolen De Leeuw die in 1856, nadat door een brand de voorganger verloren was gegaan, als maal- en pelmolen opgebouwd werd, was van het type stellingmolen. Een ronde stenen stellingmolen met rieten kap en met de stelling op zes meter hoogte en met een vlucht van de wieken van ca vierentwintig meter. Sinds die tijd heeft de Molen allerlei perioden van voor- en tegenspoed doorstaan. Immers een windmolen was voor de molenaar niet meer dan een stuk hulpgereedschap om met goedkope windkracht te kunnen malen. Door de eeuwen heen kreeg de molenaar te maken met de industrialisatie ( bijvoorbeeld motoren deden hun intrede en elektriciteit kwam beschikbaar) en de ontwikkeling van de landbouw ( bijvoorbeeld vergroting en intensivering van de boerenbedrijven, andere voedergewassen voor het vee, e.d.). Een molen rendabel laten draaien was daarom voordurend een zorg voor de molenaar die om die reden evenzoveel plannen maakten voor afbraak, herinrichting, stopzetting of ander onheil. Maar gelukkig waren er telkens weer mensen die deze plannen wisten te verijdelen en zo de molen voor het nageslacht wist te bewaren.
De Leeuw in de mist
Herkomst naam âOude Molenâ
Het lijkt allemaal zo logisch. De buurtschap âOude Molenâ of âOlde Mölleâ is vernoemd naar de molen die in deze buurt al bijna 500 jaar een zeer centrale rol speelt. Echter, de molen wordt op geen enkele kaart uit die periode âOude Molenâ genoemd. Wel zijn de namen âBattumse molenâ, âBathmer Windemoolâ, âBathemer Mooleâ, âKoorn Molenâ en âDe Leeuwâ terug te vinden.
Minuutplan sectie G gemeente Diepenveen van de eerste kadasterkaarten (1811-1832). Oude Molen (zonder bebouwing), Nieuwe Molen en Koorn Molen worden aangegeven.
Hoe zit het dan? Kaarten uit 1790 en 1832 geven enige opheldering. Hierop komen namelijk zowel de namen âOude Molenâ, âNieuwe Molenâ als âKoorn Molenâ voor. De âKoorn Molenâ blijkt de aanduiding te zijn voor de molen zelf. De twee andere namen verwijzen naar boerderijen in de omgeving van de molen, waar de opvolgende molenaars met hun gezinnen woonden. De boerderij âErve Oude Molenâ was tevens een herberg. Het was een overnachtingplaats voor kooplieden die, via de langs de boerderij lopende hessen- of postweg, heen en weer reisden tussen Duitsland en Holland. In het begin van de 19e eeuw is de boerderij âErve Oude Molenâ vervangen door een nieuwe boerderij âErve Nieuwe Molenâ.
Vanaf 1770 zijn er binnen 100 jaar drie nieuwe molens gebouwd, opschuivend in noordelijke richting tot waar de Windkorenmolen âDe Leeuwâ nu staat. Deze werd in 1856 gebouwd als maal- en pelmolen. Zijn voorgangers waren door brand verwoest. Er ontstonden geregeld branden in molens door blikseminslag of als gevolg van oververhitting als de molen bij storm, door de âvangâ, de rem, ging. Van de drie oude molens zijn geen restanten overgebleven.
De Oude Molenweg rond 1910. Links 'Erve Nieuwe Molen' en molen 'De Leeuw'. Wie de dame met de fiets is, is onbekend.
En dan de Oude Molenweg. Deze naam werd pas in 1956 vastgesteld. Tot die tijd heette de weg de Bathmense Molen- en Kerkweg. De naam werd veranderd in Oude Molenweg op voorspraak van meester Leverink, hoofdonderwijzer van de openbare lagere school aan de Bathmenseweg (de Heideschool), die zitting had in de commissie die de gemeenteraad adviseerde over de omzetting van wijksgewijze naar straatsgewijze nummering.
âErve Nieuwe Molenâ
De naam âErve Nieuwe Molenâ (Oude Molenweg 1) staat niet meer op de gevel van de huidige boerderij. In 1939 werd de oorspronkelijke boerderij verbouwd, maar in maart 1945 werden het voorhuis en het bovengedeelte van het achterhuis verwoest door een beschieting door Spitfires. Het achterhuis werd snel weer opgebouwd, het voorhuis pas vijf jaar later. De naam âErve Nieuwe Molenâ op de gevel is toen vervangen door âMolenzichtâ. Wim en Rikie Pakkert hebben hier hun bedrijf, dat sinds 1900 is uitgegroeid tot een grote boerderij met bedrijfspanden aan beide zijden van de Oude Molenweg. Stonden er voor de oorlog alleen maar wat hooibergen aan de overzijde van de weg, nu bevinden zich hier belangrijke delen van het bedrijf, zoals de stal en de mesttank. En deze staan niet meer aan een zandweg, maar aan de drukke verbinding van Bathmen naar het noorden van Salland.
Windkorenmolen "De Leeuw"
Van oudsher werden molens gebruikt om de krachten die in de natuur aanwezig zijn, in te zetten om menselijke arbeid te vergemakkelijken. Op grote schaal is gebruik gemaakt van deze gratis energie door het bouwen van wind- en watermolens. Het nadeel was dat men afhankelijk was van de wind of het water.
Toen echter de motor zijn intrede deed was die afhankelijkheid van de baan. De vooruitstrevende molenaar Te Winkel installeerde rond 1900 een petroleummotor met gloeibuisontsteking in âDe Leeuwâ, zodat hij ook bij weinig of geen wind kon malen. Hij installeerde de motor in een speciaal âmotorhuisâ, dat tegen de molen werd aangebouwd. In 1932 maakte de petroleummotor plaats voor een Berkel-dieselmotor. De aandrijving met drijfriem naar boven in de molen bleef gehandhaafd. Tot aan het stopzetten van de maalderij heeft deze motor dienst gedaan. Nadat de molen in 1990 in ere werd hersteld, ging de huidige molenaar Tonnie Moes op zoek naar een waardige vervanging. Die heeft hij gevonden in een ook uit 1932 daterende Deutz-dieselmotor. Deze drijft niet meer direct de maalstenen aan, maar een oorspronkelijke Heemaf-generator. Deze generator voorziet op zijn beurt een elektromotor van stroom, waardoor de as met molensteen, de loper, wordt aangedreven.
De uit 1932 daterende Deutz-dieselmotor. Deze drijft niet meer direct de maalstenen aan, maar een oorspronkelijke Heemaf-generator. Deze generator voorziet op zijn beurt een elektromotor van stroom, waardoor de as met molensteen, de loper, wordt aangedreven.
Veelal waren de molens eigendom van de kerk, adel of overheid. Die hadden het monopolie op het malen, de zogenaamde âheerlijke rechtenâ, waardoor zij zicht hielden op de opbrengsten van de boeren. Zij koppelden daaraan de pachtprijs van de grond. Deze heerlijke rechten werden bij wet in 1848 afgeschaft. In de praktijk maakte dat in eerste instantie geen verschil. Er was in de omgeving van de Oude Molen geen alternatief voor het âbij de Heerâ (van Dorth) malen. Gezien de toestand van de wegen en de daarbij behorende lange reistijd, was het onmogelijk en sociaal niet gewenst om grote afstanden af te leggen met de oogsten. Die waren van individuele boeren voor een groot deel bestemd voor eigen gebruik: de rogge voor het brood, de boekweit voor pannenkoekenmeel of voor in de balkenbrij. De andere granen werden vooral gebruikt als veevoer. Een overschot zou kunnen worden verhandeld, maar dat was meestal weinig. Pas ver in de 20e eeuw, toen de gemengde bedrijven begonnen te verdwijnen, kwam er meer graan beschikbaar, dat kon worden gemalen. Deze toename werd echter weer tegengewerkt door de opkomst van mais, dat een perfect alternatief veevoer bleek te zijn.
In 1753 kwam de molen in handen van ene Godefried Fredrik te Winkel, waarmee een bijna tweehonderdjarig tijdperk werd ingeluid van Te Winkels als molenaars en moleneigenaren.
Eerst de bisschop van Munster, die de molen in leen had gegeven aan de Heer van Dorth, en later de Staten van Overijssel waren tot 1753 de eigenaren van de molen. In dat jaar kwam de molen in handen van ene Godefried Fredrik te Winkel, waarmee een bijna tweehonderdjarig tijdperk werd ingeluid van Te Winkels als molenaars en moleneigenaren. Zij waren invloedrijk. In de buurtschap, doordat zij grote percelen grond en veel onroerend goed in bezit kregen, maar ook regionaal, doordat zij als ondernemers succesvol waren. Het was geen toeval dat Hendrikus te Winkel in 1846 als gemeenteraadslid werd aangesteld. Gemeenteraadsleden werden in die tijd voor onbepaalde tijd benoemd en moesten afkomstig zijn van de âvroedste en gegoedste ingezetenenâ van Diepenveen. Om tot die elite te kunnen behoren, moest de kandidaat een zeker bedrag aan belasting betalen. Hendrikus te Winkel was zo iemand. Hij betaalde van alle molenaars in Diepenveen de hoogste patentbelasting. Het patent een door de staat uitgegeven vergunning voor het uitoefenen van een beroep. De tarieven werden bepaald op basis van de omvang van het bedrijf, zoals het aantal knechten, het aantal productiemiddelen of de totale afzet.
Molenaar Frederik te Winkel (rechts) en zijn zoon Frits voor de molen in 1925
De laatste particuliere eigenaren, Bessem en Jansen (vennoot bij de Exportslachterij Gebroeders Jansen te Wesepe), hadden niet alleen belang bij het malen, maar ook bij het mengen van granen tot veevoeder. Daartoe werd door Bessem in de motorkamer een hamermolen geplaatst. Ook was er een silo nodig waarin de verschillende granen en hulpstoffen konden worden opgeslagen. Na ampel beraad is besloten niet de molen zelf om te bouwen tot silo, maar een apart silogebouw te plaatsen. Een deskundige van de stichting âDe Hollandsche Molenâ adviseerde over plaats en hoogte. In de periode 1963-1965 werd de silo gebouwd en werd tevens de molen gerestaureerd. De molen was een mengvoederbedrijf geworden. Mede door de schaalvergroting zag Jansen nieuwe kansen: hij ging deelnemen in het coöperatief Molenaars Fok Bedrijf (MFB te Markelo) en daarna aan de Deventer Mengvoeder Centrale. Het mengen bij de molen was toen wel voorbij. Door verdere fusering ging DMC later op in het mengvoederbedrijf dat nu ForFarmers heet. Initiatief van particulieren en vooral van de voorzitter van de Oudheidkundige Kring Bathmen, de leraar economie Willem Marten de Vries, leidden uiteindelijk tot de oprichting van de eerdergenoemde Stichting Windkorenmolen De Leeuw.
Ansichtkaart
Sloop voorkomen door huisarts Hendrik Mulders
Op 5 juli 1935 stuurde Hendrik Mulders, huisarts te Bathmen, een expresbrief naar de Stichting âDe Hollandse Molenâ omdat hij had gehoord dat molenaar Gerrit te Winkel op 8 juli zou beginnen met de sloop van de molen. Mulders weet gedaan te krijgen dat de sloop een week wordt uitgesteld. Vervolgens mobiliseerde hij snel de VVVâs van Deventer en Bathmen en de genoemde stichting. Met Te Winkel werd onderhandeld over de herstelkosten en op 23 juli lag er al een deskundigenadvies. Helaas was het gemeentebestuur van Diepenveen niet bereid een financiĂ«le bijdrage te leveren, omdat de molenaar te bemiddeld was. Maar desondanks werd de molen opgeknapt en werd sloop voorkomen.
Hoezo eigenlijk âDe Leeuwâ?
âDe Leeuwâ dankt zijn naam aan het grote vermogen dat deze windkoren oorspronkelijk moest hebben om al de geĂŻnstalleerde functies tegelijk te kunnen uitoefenen. âDe Leeuwâ was in 1856 namelijk gebouwd als maal- en pelmolen. De molen had drie maalstoelen voor het malen plus een pelmolen.
Een pelmolen bestaat ook uit een loper en een ligger. Deze stenen hebben echter een andere functie. Door de bijna dubbele snelheid van de loper ontstaat er een luchtstroom tussen ligger en loper, die het graan via speciaal uitgebeitelde gleuven naar de buitenkant transporteert. Daar komen de zaden met flinke snelheid tegen een metalen rasp en worden het kaf van het zaad gescheiden. Dat heet pellen. Onder andere gerst, maar ook diverse tarwesoorten, moeten eerst worden gepeld voordat het malen kan beginnen.
Het is logisch dat een molen die al deze functies moet kunnen vervullen zo krachtig en sterk als een leeuw moet zijn. Vandaar de naam âDe Leeuwâ.
Bij de bouw van het silogebouw naast de molen in 1965 is in de voorgevel een stenen leeuwtje gemetseld. Volgens overlevering is de leeuwenkop gevonden in de zakkenkelder van de molen, onder de machinekamer. Hoe die kop daar terecht is gekomen zal wel altijd een raadsel blijven.
Door de schaarste van ruwe olie liepen de kosten van het mechanisch malen zo hoog op, dat op de wind malen weer aantrekkelijk werd.
In 1962 echter verdwijnen de Ten Have-kleppen weer. Willem Bessem vroeg een restauratievergunning aan, en kon die alleen krijgen als hij de wieken weer Oudhollands zou ophekken. De autoriteiten vonden de Ten Have-kleppen te modern.
Deze dagen heeft âDe Leeuwâ wederom twee roeden met Ten-Have kleppen en twee Oud-Hollands gedekte. Op uitdrukkelijk verzoek van Tonnie Moes is dit systeem bij de restauratie van 1989 weer geĂŻnstalleerd. Dankzij de Ten Have-kleppen kan de molenaar met veel minder wind malen en door het al of niet verder openzetten van de kleppen de snelheid van de molen nauwkeuriger regelen.
Deze dagen heeft âDe Leeuwâ wederom twee roeden met Ten-Have kleppen en twee Oud-Hollands gedekte.
Rijksmonument
De molen heeft het predicaat Rijksmonument. Onder nummer 7449 werd de molen op 4 mei 1971 in het register van rijksmonumenten opgenomen. Het was en is een erkenning van het belang van de cultuurhistorische waarde van een molen als De Leeuw, die als zodanig bescherming verdient.
Nog maar enkele jaren bestond de Oudheidkundige kring Bathmen, toen hun voorzitter Willem Marten de Vries met nog enkele andere bestuursleden zagen aankomen dat de karakteristieke molen op de toegangsweg naar Bathmen dreigde te verdwijnen. Hij mobiliseerde in de jaren daarna iedereen die hij maar kon bedenken om ervoor te zorgen dat de molen behouden zou blijven. Hij wist de gemeenten Diepenveen en Bathmen ervan te overtuigen dat de enige nog functionerende korenmolen in beide gemeenten in stand moest worden gehouden. Op basis van kostenramingen kreeg hij beide gemeenten zover grote subsidies te verstrekken. Als âtegenprestatieâ mochten de gemeenten elk een bestuurslid benoemen in de inmiddels opgerichte stichting. Dat was slim, omdat de gemeenten hierdoor moeilijker hun handen van de molen konden aftrekken. Daarnaast mobiliseerde hij de landelijke en provinciale molenstichtingen, het verenigingsleven in Bathmen en Diepenveen, de buurtvereniging, Plaatselijk Belang Lettele, Linde en Oude Molen en tenslotte de bewoners van de Oude Molen en wijde omgeving. Dit resulteerde in grote en kleine giften, die het mogelijk maakten de molen over te nemen en te restaureren. De handtekeningen van De Vries en mede-stichtingsbestuurslid Miedema sieren dan ook de koopovereenkomst van 17 januari 1989, waarbij het eigendom van de molen overging van W.A. Bessem b.v. naar de âStichting Windkorenmolen De Leeuwâ.
Het bestuur van de nieuw opgerichte stichting Windkorenmolen De Leeuw zet zich in om fondsen bij elkaar te krijgen om de noodzakelijke restauratie te kunnen uitvoeren. In het Deventer Dagblad van 25 maart 1988 wordt daar ruim aandacht aan geschonken.
Molenbiotoop
Omdat een molen alleen maar in stand gehouden kan worden als de functie van de molen als windmolen behouden blijft, heeft de overheid aan gemeenten een dringend advies gegeven deze waarborgen in bestemmingsplannen op te nemen. Een goede manier om dat te doen is het beschrijven van een molenbiotoop. Deze waarborgt een voldoende windvang in de toekomst en daarmee ongunstige omstandigheden voor de werking van het molensysteem.
In 2012 is voor molen de Leeuw in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Deventer ook een molenbiotoop opgenomen.
Op stellinghoogte tot 100 meter geen obstakel, daarna een langzaam oplopende hoogtelijn.
Een moderne functie
De molen draait nu enkele dagen in de week. De maatschappelijke functie is echter totaal gewijzigd. Sinds de jaren negentig ontleent de molen zijn bestaansrecht aan een verandering in het consumentenbewustzijn. Immers, de schaalvergroting en intensivering van de landbouw en de daaruit voortvloeiende wijzigingen in het productenassortiment leidden tot een verschraling van het productenaanbod. De consumenten konden, zwart-wit gesteld, alleen nog maar kiezen tussen wit en bruin brood, gemaakt van een op opbrengst geselecteerde baktarwe. Dit leidde in de opinie van de kritische consument tot negatieve gevolgen voor kwaliteit en smaak. Voor âwarme bakkersâ een uitgelezen mogelijkheid om een (h)eerlijker brood te gaan bakken van ambachtelijk gemalen graansoorten. En het imago van ambachtelijk brood kan eigenlijk niet beter worden ondersteund dan door meel te gebruiken dat is gemalen op een echte windkorenmolen. En dus levert âDe Leeuwâ intussen meel aan talloze bakkers in de buurt en komen consumenten meel kopen in het winkeltje van de molen.
En dus levert âDe Leeuwâ intussen meel aan talloze bakkers in de buurt en komen consumenten meel kopen in het winkeltje van de molen.
En zo krijgt de molen een nieuwe functie. âDe Leeuwâ ontwikkelde zich van de plaats waar de boer op aangewezen was voor de verwerking van zijn primaire producten tot een symbool voor een andere kijk op voedsel, een plaats waar wordt geappelleerd aan de consumentenbeleving van voedsel en gezondheid. Daartoe worden marketinguitingen gebruikt, zoals âbiologischâ, âambachtelijkâ, âstreekproductenâ en âvan de boerâ. En daaraan kan zonder schroom worden toegevoegd: âEerlijk graan op natuursteen gemalen van Windkorenmolen De Leeuwâ.
De huidige molenaar, Tonnie Moes
Restauratie 2022
In 2022 heeft de molen een grondige restauratie ondergaan aan de kap en de wieken.
Onder andere het riet, het houtwerk, het schilderwerk en de wieken zijn grondig aangepakt. Het houtwerk is door een erkende molenmaker hersteld of vervangen, de voorste wiek is helemaal nieuw, al het schilderwerk van het hout, schoren, luiken etc. is vakkundig bijgewerkt. De kap is voorzien van nieuw riet, wat op traditionele wijze is aangebracht.
De restauratie bracht de nodige kosten met zich mee. Naast de inkomsten vanuit de Vrienden van de Molen en een crowdfundingsactie zijn er diverse subsidies verleend om de restauratie te kunnen bewerkstelligen.
Tijdlijn
1523 - Eerste vermelding. Molen hoort bij Huize Dorth
Heer van Dorth leenroerig aan bisschop van Utrecht
1612 - Leenroerigheid over naar de Staten van Overijssel
1753 - Eigendom Bathemer Windemool over naar Godefried Fredrik Te Winkel
1772 - Nieuwe Molen op andere plek
1830 - Weer nieuwe molen, nu op huidige plaats
1854 - Molen door brand verwoest
1856 - Nieuwe molen âDe Leeuwâ, maal- en pelmolen
1900 - Functie van pelmolen vervalt
1902 - Petroleummotor Loog Landaal met gloeibuisontsteking in speciale motorkamer
1932 - Installatie eerste dieselmotor (Berkel)
1935 - Bathmense arts Mulders voorkomt sloop
1941 - Olieschaarste in oorlogstijd dwingt tot investering in moderne windaandrijving
Op binnenroe nieuw systeem: Ten Have-remkleppen
1962 - Maalderij stopt, plan interieur uitbreken voorkomen door bouw silogebouw
1964 - Wieken weer Oud-Hollands opgehekt
1965 - Na restauratie molen weer in bedrijf als mengvoederbedrijf
1972 - Bessem overleden:molenaarsbedrijf onder leiding van J.Jansen
1989 - âStichting Windkorenmolen De Leeuwâ eigenares.
1989 - Restauratie met op binnenroe weer Ten Have-remkleppen
1990 - Molen opnieuw in productie: T.Moes molenaar.
1993 - Oprichting âVrienden van de Molenâ
1998 - Wederom grote restauratie van start
2000 - Verlichting aangeboden door âVrienden van de Molenâ
2001 - Restauratie voltooid
2002 - Subsidies onderhoud via âRijksdienst voor Monumentenzorgâ
2004 - Deutz Dieselmotor uit 1932 geĂŻnstalleerd
2005 - Samenwerking manege bij concoursen
2006 - Nieuwe regeling subsidie rijksmonumenten (BRIM)
2008 - Renovatie en herinrichting Molenplein
2022 - Restauratie van de kap
Bron: Het merendeel van de teksten en afbeeldingen op deze pagina is afkomstig uit het boek RondOM, een uitgave uit 2011 van de Buurtvereniging Oude Molen. Dit boek kunt u online bekijken of als pdf downloaden.